CAO voor het Uitgeverijbedrijf

Inkomensvoorziening

Artikel 8.1 Arbeidsongeschiktheid tot en met en na 104 weken

Doorbetaling van salaris tijdens ziekte

Situatie Betaling / Aanvulling

De werknemer die op grond van artikel 7:629 BW recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tijdens ziekte, ontvangt:

1: de eerste 52 weken

100% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte;

2: aansluitend aan de eerste 52 weken

70% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte.

3: De werknemer ontvangt bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid na de 52e week over de daadwerkelijk of op therapeutische basis gewerkte uren

100% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte. Over de resterende uren 70% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte.

4: De werknemer ontvangt bij een IVA-beschikking (op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen inzake de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) wanneer is vastgesteld dat er geen enkel perspectief op terugkeer op de arbeidsmarkt bestaat,

100% van het laatste verdiende salaris voor aanvang van de ziekte, over de periode na de 52ste tot en met maximaal de 104e week. De aanvulling wordt zo nodig met terugwerkende kracht betaald.

5: De werknemer ontvangt, wanneer gedurende de eerste twee ziektejaren objectief is vastgesteld dat terugkeer naar de eigen werkgever niet meer mogelijk is en die er gedurende de eerste twee jaar in slaagt een nieuwe werkgever te vinden, van de oude (eigen) werkgever tot aan het einde van dit 2e ziektejaar,

een aanvulling op het salaris bij de nieuwe werkgever als dit salaris lager is dan het laatst verdiende salaris voor aanvang van de ziekte. De hoogte van de aanvulling bedraagt het verschil tussen het oude salaris voor ziekte en het nieuwe salaris, maar nooit meer dan 70% van het laatst verdiende salaris voor aanvang van de ziekte. De werkgever kan deze aanvulling als een uitkering ineens bij het einde van het dienstverband uitkeren of besluiten tot een maandelijkse aanvulling.

6: De werknemer die op grond van punt 1 t/m 5 een lager bedrag krijgt doorbetaald dan het bedrag waarop de werknemer recht heeft op grond van artikel 7:629 BW,

ontvangt doorbetaling op grond van artikel 7:629 BW.

7: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

heeft niet langer het recht op doorbetaling van het loon.

8: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

dient rekening te houden met de mogelijkheid dat de arbeidsovereenkomst op grond van de geldende wet- en regelgeving door de werkgever kan worden beëindigd.

9: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

heeft de mogelijkheid op grond van de geldende wet- en regelgeving de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

Artikel 8.2 Regeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB

Regeling Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgeverijbedrijf

1.

De Regeling Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgeverijbedrijf geldt voor alle werknemers en is uitgewerkt in het Reglement van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB, die de regeling ook uitvoert.

NB: Bijlage 4

Aanvulling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35-80%)

2.
  1. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35-80%) is en een WGA-uitkering ontvangt, heeft met ingang van deze uitkering tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd, recht op een aanvulling tot maximaal 70% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris dat hij verdiende vóór aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid.
  2. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35-80%) is en een WGA-uitkering ontvangt, heeft met ingang van deze uitkering tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd recht op een aanvulling op zijn WGA-uitkering tot maximaal 75% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris dat hij verdiende vóór aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid, wanneer hij met werkzaamheden het arbeidsgeschikte deel (resterende verdiencapaciteit) voor ten minste 50% invult.

NB: De werknemer die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geraakt vóór 1 januari 2022 maakt bij een WGA-vervolguitkering aanspraak op een uitkering tot de AOW-leeftijd, maximaal 68 jaar.

NB: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Aanspraak op aanvulling; indexering

3.

De werknemer die een aanvulling zoals beschreven in lid 2 ontvangt, heeft recht op een jaarlijkse indexering* van deze aanvulling met een maximum van 3%.

De werknemer heeft geen aanspraak op de aanvulling(en) wanneer hij geen recht heeft op de WGA-uitkering

* Algemene indexering WIA-uitkeringen.

NB: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Jaarlijkse bijdrage

4.

Werknemer betaalt via de salarisadministratie van werkgever een jaarlijkse bijdrage (premie). De bijdrage wordt jaarlijks door cao-partijen, na advies van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB, vastgesteld en bedraagt voor de jaren 2022 t/m 2024 0,352% van het bruto (maand)loon op basis van het uniform loonbegrip en gemaximeerd op de WIA-loongrens.

NB: Definitie staat in Bijlage 4

NB: Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

Dispensatie

5a.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan op verzoek dispensatie verlenen voor afwijkingen en/of vrijstellingen van de toepassing van de Regeling.

5b.

De Commissie beoordeelt:

  • of er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat niet van werkgever en/of werknemer(s) kan worden gevergd dat de Regeling wordt toegepast.

Wanneer dit is vastgesteld beoordeelt de Commissie:

  • of de werkgever een voorziening heeft getroffen die qua dekking en premie minimaal gelijkwaardig is aan de Regeling;
  • of de Commissie voor besluitvorming advies nodig heeft van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB.
5c.

Een verleende dispensatie eindigt op de contractvervaldatum van de WGA-aanvullingsverzekering. Verlenging van de dispensatie dient uiterlijk drie maanden voor de contractvervaldatum (ingangs-/verlengingsdatum) te worden aangevraagd, tenzij aansluiting plaatsvindt bij deze Regeling.

5d.

De dispensatieprocedure voor de Commissie is beschreven in artikel 18.2 lid 2 sub d. en volgende.

Artikel 8.3 Uitkering na overlijden

Overlijdensuitkering

1.

De werkgever betaalt na het overlijden van de werknemer aan de directe nabestaanden een overlijdensuitkering welke bestaat uit het salaris over het resterende deel van de maand van overlijden plus twee maandsalarissen.

Behalve de overlijdensuitkering dient ook de vakantietoeslag, resterende vakantiedagen en het positief saldo van het PKB te worden uitbetaald.

Directe nabestaanden

2.

Directe nabestaanden zijn:

  1. langstlevende echtgenoot/echtgenote;
  2. geregistreerd partner;
  3. persoon met wie werknemer tot het moment van overlijden duurzaam een huishouding voerde.

Bij het ontbreken van deze personen of bij een duurzaam gescheiden leven, zijn directe nabestaanden:

  1. minderjarige wettelijke kinderen;
  2. minderjarige kinderen tot wie de werknemer in familierechtelijke betrekking staat.

Artikel 8.4 Pensioen

De werkgever is gehouden voor zijn werknemers een pensioenregeling te treffen die tenminste voldoet aan het hierna gestelde.

DB of CDC

1.

De pensioenregeling betreft een middelloon regeling die zichzelf karakteriseert als een DB- (Defined Benefit) of een CDC-regeling (Collective Defined Contribution).

Vier pijlers

2.

De middelloon pensioenregeling kent vier pijlers, te weten:

Beschikbare premie

2a.

Een beschikbare premie van 21,5% (inclusief de deelnemersbijdrage) van het totaal der pensioengrondslagen van de deelnemers in zijn bedrijf. De werkgever is verplicht ten minste 21,5% aan een pensioenregeling te besteden.

Franchise

2b.

Een franchise die ten hoogste gelijk is aan € 16.982,- op peildatum 1 januari 2024; deze franchise wordt jaarlijks geïndexeerd conform de indexatie die Pensioenfonds PGB voor de Grafimediaregeling voor de franchise vaststelt.

De wettelijke franchise bedraagt per 1 januari 2024: € 17.545,-

NB: LET OP

  • De lagere dan de wettelijke franchise (€ 16.982) mag alleen worden gebruikt als het opbouwpercentage bij de pensioenregeling niet hoger is dan 1,788%.
  • De wettelijke franchise (€ 17.545) moet worden gebruikt als het opbouwpercentage bij de pensioenregeling hoger is dan 1,788%

Pensioengevend salaris

2c.

Een pensioengevend salaris dat is gebaseerd op de loongebouwen, zoals opgenomen in de betreffende functiegroepbepalingen van de cao voor het Uitgeverijbedrijf met een maximum van € 85.711,- op peildatum 1 januari 2024. Het maximum wordt geïndexeerd conform de structurele loonstijging cao voor het Uitgeverijbedrijf. Wat tot het pensioengevend salaris conform de cao voor het Uitgeverijbedrijf wordt gerekend, is gebaseerd op de betreffende functiegroepbepalingen.

Premieverdeling

2d.

Een premieverdeling, gedefinieerd als de premie, waarbij de kosten voor 1/3 voor de werknemers en 2/3 voor de werkgever zijn.

Pensioenrichtleeftijd

2e.

De pensioenrichtleeftijd is 68 jaar.

Mogelijkheid tot afwijking van de verplichte beschikbare premie

3.

Wanneer binnen de onderneming een overeengekomen pensioenregeling kan worden ingekocht die een opbouwpercentage kent van 1,75%, een franchise van conform lid 2 sub b van dit artikel en een nabestaandenpensioen van 70% op 100 procent spaarbasis tegen een lagere beschikbare premie dan 21,5%, is de onderneming niet gehouden aan een beschikbare premie van 21,5%. Bedrijven hebben een informatieplicht aan cao-partijen in het geval deze uitzondering zich in de onderneming voordoet.

MAATWERK PENSIOENREGELING

Maatwerk binnen de onderneming mogelijk mits in totaliteit gelijkwaardig aan de cao-kaders onder 1. en 2.

4.

Binnen de beschikbare premie en binnen de verder onder lid 1 en 2 genoemde kaders, kunnen werkgever en medezeggenschap conform de WOR via een instemmingsprocedure hun regeling aanpassen om zodoende maatwerk binnen de onderneming mogelijk te maken, mits de regeling in totaliteit gelijkwaardig is aan de onder lid 1 en 2 beschreven regeling.

Voor bedrijven met de functiegroep Dagbladjournalisten geldt als aanvullende voorwaarde dat het maximaal pensioengevend salaris van hen niet lager mag zijn dan € 85.711,- op peildatum 1 januari 2024.

De keuze waar men de pensioenregeling inkoopt dan wel onderbrengt is ook een zaak die binnen de onderneming door werkgever en medezeggenschap wordt bepaald conform de regels in de WOR en de Pensioenwet.

Actuariële toetsing van de maatwerkregeling

5a.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt of de betreffende maatwerkregeling naar haar overtuiging voldoende gedragen wordt binnen de onderneming alsmede of de interne procedures bij de totstandkoming van de maatwerkregeling binnen de onderneming correct zijn doorlopen.

5b.

Binnen de onderneming overeengekomen maatwerk pensioenregelingen worden actuarieel getoetst op de vraag of de overeengekomen pensioenregeling in totaliteit minimaal gelijkwaardig is aan de pensioenregeling zoals beschreven in lid 1 en lid 2.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering stelt vast welke actuaris deze toets namens partijen, op kosten van de verzoekende onderneming, uitvoert. De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering ontvangt een afschrift van het rapport van de actuaris dat is uitgebracht aan de werkgever.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan unaniem besluiten om de toetsing van de binnen de onderneming overeengekomen pensioenregeling door de actuaris achterwege te laten.

5c.

De dispensatieprocedure voor de Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering is beschreven in artikel 18.2 sub en volgende van de cao.

VAN DE CAO AFWIJKENDE PENSIOENREGELING

Afwijkende afspraken op ondernemingsniveau / Overleg met medezeggenschap en vakorganisaties

6.

Wanneer een werkgever met de medezeggenschap een pensioenregeling wil overeenkomen die afwijkt van het bepaalde in lid 1 t/m 5 van dit artikel, dient de onderneming een instemmingsaanvraag in bij de medezeggenschap onder gelijktijdige toezending van die instemmingsaanvraag naar de bij deze cao betrokken vakorganisaties. De werkgever treedt tijdig in overleg met de medezeggenschap en met de betrokken vakorganisaties over de voorgenomen afwijkende pensioenregeling. De besluitvorming over de nieuwe pensioenregeling vindt plaats binnen de onderneming met de medezeggenschap.

Dispensatie van de cao-verplichting door de Commissie Toezicht en Naleving

7a.

Aan de werkgever dient door Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering dispensatie te zijn verleend van de verplichte toepassing van het bepaalde in lid 1 t/m 5 van dit artikel voordat de nieuwe (van de cao afwijkende) regeling als genoemd in lid 6 kan worden ingevoerd.

Beoordeling van het draagvlak en van de totstandkoming van de pensioenregeling

7b.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt of de betreffende inhoudelijk van de cao afwijkende pensioenregeling naar haar overtuiging voldoende gedragen wordt binnen de onderneming alsmede of zowel de procedure van artikel 8.4 lid 6 als de interne procedures bij de totstandkoming van de pensioenregeling binnen de onderneming correct zijn doorlopen.

Beoordeling van de gelijkwaardigheid van de pensioenregeling

c.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt de gelijkwaardigheid van de overeengekomen pensioenregeling aan de hand van het gestelde in lid 1 t/m 5 van dit artikel.

Inschakeling van een deskundige

d.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering laat zich bij haar beoordeling bijstaan door een deskundige (bv. een actuaris), op kosten van de verzoekende onderneming.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan unaniem besluiten om de toetsing van de binnen de onderneming overeengekomen pensioenregeling door een deskundige achterwege te laten.

Dispensatieprocedure

e.

De dispensatieprocedure voor de Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering is beschreven in artikel 18.2 lid 2 sub d. en volgende van de cao.