CAO voor het Uitgeverijbedrijf

Inkomensvoorziening

Artikel 8.1 Arbeidsongeschiktheid tot en met en na 104 weken

Doorbetaling van salaris tijdens ziekte

Situatie Betaling / Aanvulling

De werknemer die op grond van artikel 7:629 BW recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tijdens ziekte, ontvangt:

1: de eerste 52 weken

100% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte;

2: aansluitend aan de eerste 52 weken

70% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte.

3: De werknemer ontvangt bij gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid na de 52e week over de daadwerkelijk of op therapeutische basis gewerkte uren

100% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte. Over de resterende uren 70% van het laatstverdiende salaris voor aanvang van de ziekte.

4: De werknemer ontvangt bij een IVA-beschikking (op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen inzake de inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten) wanneer is vastgesteld dat er geen enkel perspectief op terugkeer op de arbeidsmarkt bestaat,

100% van het laatste verdiende salaris voor aanvang van de ziekte, over de periode na de 52ste tot en met maximaal de 104e week. De aanvulling wordt zo nodig met terugwerkende kracht betaald.

5: De werknemer ontvangt, wanneer gedurende de eerste twee ziektejaren objectief is vastgesteld dat terugkeer naar de eigen werkgever niet meer mogelijk is en die er gedurende de eerste twee jaar in slaagt een nieuwe werkgever te vinden, van de oude (eigen) werkgever tot aan het einde van dit 2e ziektejaar,

een aanvulling op het salaris bij de nieuwe werkgever als dit salaris lager is dan het laatst verdiende salaris voor aanvang van de ziekte. De hoogte van de aanvulling bedraagt het verschil tussen het oude salaris voor ziekte en het nieuwe salaris, maar nooit meer dan 70% van het laatst verdiende salaris voor aanvang van de ziekte. De werkgever kan deze aanvulling als een uitkering ineens bij het einde van het dienstverband uitkeren of besluiten tot een maandelijkse aanvulling.

6: De werknemer die op grond van punt 1 t/m 5 een lager bedrag krijgt doorbetaald dan het bedrag waarop de werknemer recht heeft op grond van artikel 7:629 BW,

ontvangt doorbetaling op grond van artikel 7:629 BW.

7: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

heeft niet langer het recht op doorbetaling van het loon.

8: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

dient rekening te houden met de mogelijkheid dat de arbeidsovereenkomst op grond van de geldende wet- en regelgeving door de werkgever kan worden beëindigd.

9: De werknemer die na 104 weken nog steeds arbeidsongeschikt is,

heeft de mogelijkheid op grond van de geldende wet- en regelgeving de arbeidsovereenkomst te beëindigen.

Artikel 8.2 Regeling Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB

Regeling Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgeverijbedrijf

1.

De Regeling Arbeidsongeschiktheidsverzekering Uitgeverijbedrijf geldt voor alle werknemers en is uitgewerkt in het Reglement van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB, die de regeling ook uitvoert.

NB: Bijlage 4

Aanvulling bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35-80%)

2.
  1. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35-80%) is en een WGA-uitkering ontvangt, heeft met ingang van deze uitkering tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd, recht op een aanvulling tot maximaal 70% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris dat hij verdiende vóór aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid.
  2. De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt (35-80%) is en een WGA-uitkering ontvangt, heeft met ingang van deze uitkering tot uiterlijk de AOW-gerechtigde leeftijd recht op een aanvulling op zijn WGA-uitkering tot maximaal 75% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris dat hij verdiende vóór aanvang van zijn arbeidsongeschiktheid, wanneer hij met werkzaamheden het arbeidsgeschikte deel (resterende verdiencapaciteit) voor ten minste 50% invult.

NB: De werknemer die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is geraakt vóór 1 januari 2022 maakt bij een WGA-vervolguitkering aanspraak op een uitkering tot de AOW-leeftijd, maximaal 68 jaar.

NB: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Aanspraak op aanvulling; indexering

3.

De werknemer die een aanvulling zoals beschreven in lid 2 ontvangt, heeft recht op een jaarlijkse indexering* van deze aanvulling met een maximum van 3%.

De werknemer heeft geen aanspraak op de aanvulling(en) wanneer hij geen recht heeft op de WGA-uitkering

* Algemene indexering WIA-uitkeringen.

NB: Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA)

Jaarlijkse bijdrage

4.

Werknemer betaalt via de salarisadministratie van werkgever een jaarlijkse bijdrage (premie). De bijdrage wordt jaarlijks door cao-partijen, na advies van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB, vastgesteld en bedraagt voor de jaren 2022 t/m 2024 0,352% van het bruto (maand)loon op basis van het uniform loonbegrip en gemaximeerd op de WIA-loongrens.

NB: Definitie staat in Bijlage 4

NB: Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA)

Dispensatie

5a.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan op verzoek dispensatie verlenen voor afwijkingen en/of vrijstellingen van de toepassing van de Regeling.

5b.

De Commissie beoordeelt:

  • of er sprake is van zodanige bijzondere omstandigheden dat niet van werkgever en/of werknemer(s) kan worden gevergd dat de Regeling wordt toegepast.

Wanneer dit is vastgesteld beoordeelt de Commissie:

  • of de werkgever een voorziening heeft getroffen die qua dekking en premie minimaal gelijkwaardig is aan de Regeling;
  • of de Commissie voor besluitvorming advies nodig heeft van het bestuur van de Stichting Arbeidsongeschiktheidsvoorziening UB.
5c.

Een verleende dispensatie eindigt op de contractvervaldatum van de WGA-aanvullingsverzekering. Verlenging van de dispensatie dient uiterlijk drie maanden voor de contractvervaldatum (ingangs-/verlengingsdatum) te worden aangevraagd, tenzij aansluiting plaatsvindt bij deze Regeling.

5d.

De dispensatieprocedure voor de Commissie is beschreven in artikel 18.2 lid 2 sub d. en volgende.

Artikel 8.3 Uitkering na overlijden

Overlijdensuitkering

1.

De werkgever betaalt na het overlijden van de werknemer aan de directe nabestaanden een overlijdensuitkering welke bestaat uit het salaris over het resterende deel van de maand van overlijden plus twee maandsalarissen.

Behalve de overlijdensuitkering dient ook de vakantietoeslag, resterende vakantiedagen en het positief saldo van het PKB te worden uitbetaald.

Directe nabestaanden

2.

Directe nabestaanden zijn:

  1. langstlevende echtgenoot/echtgenote;
  2. geregistreerd partner;
  3. persoon met wie werknemer tot het moment van overlijden duurzaam een huishouding voerde.

Bij het ontbreken van deze personen of bij een duurzaam gescheiden leven, zijn directe nabestaanden:

  1. minderjarige wettelijke kinderen;
  2. minderjarige kinderen tot wie de werknemer in familierechtelijke betrekking staat.

Artikel 8.4 Pensioen

De werkgever is gehouden voor zijn werknemers een pensioenregeling te treffen die tenminste voldoet aan het hierna gestelde.

DB of CDC

1.

De pensioenregeling betreft een middelloon regeling die zichzelf karakteriseert als een DB- (Defined Benefit) of een CDC-regeling (Collective Defined Contribution).

Vier pijlers

2.

De middelloon pensioenregeling kent vier pijlers, te weten:

Beschikbare premie

2a.

Een beschikbare premie van 21,5% (inclusief de deelnemersbijdrage) van het totaal der pensioengrondslagen van de deelnemers in zijn bedrijf. De werkgever is verplicht ten minste 21,5% aan een pensioenregeling te besteden.

Franchise

2b.

Een franchise die ten hoogste gelijk is aan € 16.982,- op peildatum 1 januari 2024; deze franchise wordt jaarlijks geïndexeerd conform de indexatie die Pensioenfonds PGB voor de Grafimediaregeling voor de franchise vaststelt.

De wettelijke franchise bedraagt per 1 januari 2024: € 17.545,-

NB: LET OP

  • De lagere dan de wettelijke franchise (€ 16.982) mag alleen worden gebruikt als het opbouwpercentage bij de pensioenregeling niet hoger is dan 1,788%.
  • De wettelijke franchise (€ 17.545) moet worden gebruikt als het opbouwpercentage bij de pensioenregeling hoger is dan 1,788%

Pensioengevend salaris

2c.

Een pensioengevend salaris dat is gebaseerd op de loongebouwen, zoals opgenomen in de betreffende functiegroepbepalingen van de cao voor het Uitgeverijbedrijf met een maximum van € 85.711,- op peildatum 1 januari 2024. Het maximum wordt geïndexeerd conform de structurele loonstijging cao voor het Uitgeverijbedrijf. Wat tot het pensioengevend salaris conform de cao voor het Uitgeverijbedrijf wordt gerekend, is gebaseerd op de betreffende functiegroepbepalingen.

Premieverdeling

2d.

Een premieverdeling, gedefinieerd als de premie, waarbij de kosten voor 1/3 voor de werknemers en 2/3 voor de werkgever zijn.

Pensioenrichtleeftijd

2e.

De pensioenrichtleeftijd is 68 jaar.

Mogelijkheid tot afwijking van de verplichte beschikbare premie

3.

Wanneer binnen de onderneming een overeengekomen pensioenregeling kan worden ingekocht die een opbouwpercentage kent van 1,75%, een franchise van conform lid 2 sub b van dit artikel en een nabestaandenpensioen van 70% op 100 procent spaarbasis tegen een lagere beschikbare premie dan 21,5%, is de onderneming niet gehouden aan een beschikbare premie van 21,5%. Bedrijven hebben een informatieplicht aan cao-partijen in het geval deze uitzondering zich in de onderneming voordoet.

MAATWERK PENSIOENREGELING

Maatwerk binnen de onderneming mogelijk mits in totaliteit gelijkwaardig aan de cao-kaders onder 1. en 2.

4.

Binnen de beschikbare premie en binnen de verder onder lid 1 en 2 genoemde kaders, kunnen werkgever en medezeggenschap conform de WOR via een instemmingsprocedure hun regeling aanpassen om zodoende maatwerk binnen de onderneming mogelijk te maken, mits de regeling in totaliteit gelijkwaardig is aan de onder lid 1 en 2 beschreven regeling.

Voor bedrijven met de functiegroep Dagbladjournalisten geldt als aanvullende voorwaarde dat het maximaal pensioengevend salaris van hen niet lager mag zijn dan € 85.711,- op peildatum 1 januari 2024.

De keuze waar men de pensioenregeling inkoopt dan wel onderbrengt is ook een zaak die binnen de onderneming door werkgever en medezeggenschap wordt bepaald conform de regels in de WOR en de Pensioenwet.

Actuariële toetsing van de maatwerkregeling

5a.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt of de betreffende maatwerkregeling naar haar overtuiging voldoende gedragen wordt binnen de onderneming alsmede of de interne procedures bij de totstandkoming van de maatwerkregeling binnen de onderneming correct zijn doorlopen.

5b.

Binnen de onderneming overeengekomen maatwerk pensioenregelingen worden actuarieel getoetst op de vraag of de overeengekomen pensioenregeling in totaliteit minimaal gelijkwaardig is aan de pensioenregeling zoals beschreven in lid 1 en lid 2.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering stelt vast welke actuaris deze toets namens partijen, op kosten van de verzoekende onderneming, uitvoert. De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering ontvangt een afschrift van het rapport van de actuaris dat is uitgebracht aan de werkgever.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan unaniem besluiten om de toetsing van de binnen de onderneming overeengekomen pensioenregeling door de actuaris achterwege te laten.

5c.

De dispensatieprocedure voor de Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering is beschreven in artikel 18.2 sub en volgende van de cao.

VAN DE CAO AFWIJKENDE PENSIOENREGELING

Afwijkende afspraken op ondernemingsniveau / Overleg met medezeggenschap en vakorganisaties

6.

Wanneer een werkgever met de medezeggenschap een pensioenregeling wil overeenkomen die afwijkt van het bepaalde in lid 1 t/m 5 van dit artikel, dient de onderneming een instemmingsaanvraag in bij de medezeggenschap onder gelijktijdige toezending van die instemmingsaanvraag naar de bij deze cao betrokken vakorganisaties. De werkgever treedt tijdig in overleg met de medezeggenschap en met de betrokken vakorganisaties over de voorgenomen afwijkende pensioenregeling. De besluitvorming over de nieuwe pensioenregeling vindt plaats binnen de onderneming met de medezeggenschap.

Dispensatie van de cao-verplichting door de Commissie Toezicht en Naleving

7a.

Aan de werkgever dient door Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering dispensatie te zijn verleend van de verplichte toepassing van het bepaalde in lid 1 t/m 5 van dit artikel voordat de nieuwe (van de cao afwijkende) regeling als genoemd in lid 6 kan worden ingevoerd.

Beoordeling van het draagvlak en van de totstandkoming van de pensioenregeling

7b.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt of de betreffende inhoudelijk van de cao afwijkende pensioenregeling naar haar overtuiging voldoende gedragen wordt binnen de onderneming alsmede of zowel de procedure van artikel 8.4 lid 6 als de interne procedures bij de totstandkoming van de pensioenregeling binnen de onderneming correct zijn doorlopen.

Beoordeling van de gelijkwaardigheid van de pensioenregeling

c.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering beoordeelt de gelijkwaardigheid van de overeengekomen pensioenregeling aan de hand van het gestelde in lid 1 t/m 5 van dit artikel.

Inschakeling van een deskundige

d.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering laat zich bij haar beoordeling bijstaan door een deskundige (bv. een actuaris), op kosten van de verzoekende onderneming.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering kan unaniem besluiten om de toetsing van de binnen de onderneming overeengekomen pensioenregeling door een deskundige achterwege te laten.

Dispensatieprocedure

e.

De dispensatieprocedure voor de Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering is beschreven in artikel 18.2 lid 2 sub d. en volgende van de cao.

Artikel 8.4A Pensioen

Dit artikel geldt vanaf het tijdstip dat de werkgever en diens werknemers overgaan op een pensioenregeling volgens de regels van de Wet toekomst pensioenen (Wtp) conform dit artikel. Tot dat tijdstip geldt artikel 8.4 zoals dat luidt op grond van de cao van 1 januari 2024 t/m 30 september 2025.

De werkgever is gehouden voor zijn werknemers een pensioenregeling te treffen.

Deze pensioenregeling moet ten minste voldoen aan de hierna volgende bepalingen. De afspraken in de in dit artikel opgenomen pensioenparagraaf hebben een looptijd tot en met 31 december 2028.

ALGEMENE BEPALINGEN

Premieovereenkomst

1.

De pensioenregeling bestaat uit een solidaire premieovereenkomst (zoals omschreven in artikel 10a van de Pensioenwet). Afwijkend van het bepaalde in de vorige volzin is het onder voorwaarden zoals omschreven in lid 4, toegestaan de pensioenregeling te laten bestaan uit een flexibele premieovereenkomst (zoals omschreven in artikel 10b van de Pensioenwet) met of zonder risicodelingsreserve of uit een premie-uitkeringsovereenkomst (zoals omschreven in artikel 10c van de Pensioenwet).

Pijlers pensioenregeling

2.

De premieovereenkomst kent de volgende pijlers:

Premie

2a.

Een premie ter grootte van ten minste 20% van de pensioengrondslag (pensioengevend salaris verminderd met de franchise) ten behoeve van de opbouw van pensioenvermogen.

2b.

De premie voor de dekking van het partner- en wezenpensioen op risicobasis bij overlijden van de werknemer vóór de pensioendatum als bedoeld in onderdeel f., voor de dekking van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid op risicobasis bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer vóór de pensioendatum als bedoeld in onderdeel f. en voor uitvoeringskosten.

Franchise

2c.

Een franchise die ten hoogste gelijk is aan het bedrag van de wettelijke (fiscaal) voorgeschreven franchise als bedoeld in artikel 18a lid 3 Wet op de loonbelasting 1964. Genoemd bedrag wordt jaarlijks op 1 januari aangepast op de wijze als bepaald in artikel 18a lid 3 Wet op de loonbelasting 1964.

Pensioengevend salaris

2d.

Een pensioengevend salaris dat is gebaseerd op de loongebouwen, zoals opgenomen in de betreffende functiegroepbepalingen van de cao met een maximum van minimaal € 85.711,- op peildatum 1 januari 2024. Dit maximum wordt geïndexeerd conform de structurele loonstijging op grond van deze cao. Wat tot het pensioengevend salaris conform deze cao wordt gerekend, is gebaseerd op de betreffende functiegroepbepalingen.

Premieverdeling

2e.

De totale premie in de onderdelen a. en b. is voor 1/3 voor rekening van de werknemer en voor 2/3 voor rekening van de werkgever.

Partner- en wezenpensioen en premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid

2f.

De pensioenregeling bevat tijdens de fase tot de pensioendatum een partnerpensioen op risicobasis ter grootte van 25% van het pensioengevend salaris, een wezenpensioen op risicobasis ter grootte van 20% van het pensioengevend salaris voor een halve wees en 40% van het pensioengevend salaris voor een volle wees en een vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid naar rato van de arbeidsongeschiktheid.

In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin kan de werkgever samen met het decentraal overleg ervoor kiezen om een deel van de premie voor het levenslange partnerpensioen in te zetten voor een tijdelijk partnerpensioen op risicobasis (nabestaandenoverbruggingspensioen). Voorwaarde daarbij is dat de totale premie-inleg voor het levenslange en tijdelijk partnerpensioen niet lager is dan de premie voor een levenslang partnerpensioen ter grootte van 25% van het pensioengevend salaris.

Pensioendatum

2g.

De pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.

OVERGANGSBEPALINGEN

Maatregelen overgang naar Wtp-premieregeling

3a.

Heeft de werkgever op 30 juni 2023 een pensioenregeling in de vorm van een beschikbare premieregeling met een met de leeftijd oplopend premiepercentage of in de vorm van een middelloonregeling met een met de leeftijd oplopend premiepercentage ondergebracht bij een verzekeraar, dan kan de werkgever deze bestaande pensioenregeling voor bestaande werknemers/deelnemers met inachtneming van de Wet toekomst pensioenen continueren tot de pensioendatum of eerdere datum van uitdiensttreding van de werknemer.

3b.

Samen met het decentraal overleg is de werkgever verplicht te beoordelen of als gevolg van de wijziging van de bestaande pensioenregeling naar een pensioenregeling in de zin van de Wet toekomst pensioenen conform dit artikel, compensatie voor bestaande werknemers/deelnemers nodig is. Bestaat de compensatie uit extra pensioenaanspraken, dan geldt ten aanzien van de extra pensioenaanspraken het bepaalde in lid 2 onderdeel e. (premieverdeling) onverkort. Het in de vorige volzinnen bepaalde is niet van toepassing indien de werkgever kiest voor continuering van de bestaande pensioenregeling als bedoeld in onderdeel a.

3c.

Kiest de werkgever er voor om naast de nieuwe pensioenregeling in de zin van de Wet toekomst pensioenen de bestaande pensioenregeling als bedoeld in onderdeel a. te continueren, dan krijgen alle werknemers/deelnemers in de bestaande pensioenregeling éénmalig en op de datum van inwerkingtreding van de nieuwe pensioenregeling in de zin van de Wet toekomst pensioenen de keuze om over te stappen naar de nieuwe pensioenregeling in de zin van de Wet toekomst pensioenen.

FLEXIBELE PREMIEREGELING OF EEN PREMIE-UITKERINGSREGELING

Voorwaarden bij keuze voor een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling

4.

Het overeenkomen van een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling, is uitsluitend mogelijk onder de hierna in de onderdelen a. tot en met g. genoemde voorwaarden.

Gezamenlijkheid

4a.

De werkgever en het decentraal overleg of - indien dit er niet is – de werknemers moeten een gezamenlijke voorkeur hebben uitgesproken voor een flexibele premieregeling of een premie-uitkeringsregeling. Het decentraal overleg maakt bij voorkeur gebruik van de inhoudelijke ondersteuning van een onafhankelijk pensioenexpert.

Informeren

4b.

Werknemers worden voorafgaand aan een voorlichtingsbijeenkomst over de voorgenomen nieuwe pensioenregeling op basis van de Wet toekomst pensioenen, schriftelijk of per email geïnformeerd. De informatie bevat minimaal een overzicht met daarin de voor– en nadelen van de solidaire premieregeling versus de flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling. Het moet voor de werknemers in algemene termen inzichtelijk worden gemaakt wat de effecten zijn van de overgang van de bestaande pensioenregeling naar de flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling in plaats van naar de solidaire premieregeling.

Enquêtemogelijkheid

4c.

Indien werkgever of decentraal overleg dat wenst, wordt in overleg tussen werkgever en decentraal overleg een enquête opgesteld en uitgevoerd om de voorkeur van de werknemers te toetsen.

Minimale premie

4d.

Ten aanzien van de flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling gelden onverkort de pijlers als vermeld in lid 2.

Evaluatie

4e.

Wanneer werkgever en decentraal overleg gekozen hebben een flexibele premieregeling in te voeren geldt, net als voor de solidaire regeling, dat de regeling eens per vijf jaar wordt geëvalueerd.

Instemmingsaanvraag

4f.

De werkgever dient een instemmingsaanvraag in bij het decentraal overleg onder gelijktijdige toezending van een afschrift van die instemmingsaanvraag naar de bij de cao betrokken vakorganisaties. De werkgever treedt tijdig in overleg met het decentraal overleg binnen de onderneming en besluitvorming vindt plaats met het decentraal overleg volgens de wettelijke eisen daarvoor.

Beoordeling

4g.

De Commissie Toezicht en Naleving/ Raad van Uitvoering beoordeelt of de interne procedures bij de totstandkoming van de flexibele premieregeling of premie-uitkeringsregeling binnen de onderneming correct zijn doorlopen. De Commissie Toezicht en Naleving/ Raad van Uitvoering kan zich – wanneer dat naar het oordeel van de commissie noodzakelijk wordt bevonden – bij haar beoordeling laten bijstaan door een onafhankelijk pensioenexpert.

OVERIGE BEPALINGEN

Bijzondere omstandigheden

5.

De Commissie Toezicht en Naleving / Raad van Uitvoering is bevoegd afwijkingen op en vrijstellingen van artikel 8.4A toe te staan in de gevallen en onder de voorwaarden als bepaald in artikel 18.2 lid 2 en volgende van de cao (Dispensatie).

Overleg

6.

Partijen bij deze cao treden gedurende de looptijd van de in dit artikel opgenomen pensioenparagraaf met elkaar in overleg indien zich gedurende genoemde looptijd buitengewone en ingrijpende veranderingen voordoen in de algemene sociaaleconomische situatie in Nederland.