Arboregeling: Artikel 5.1 Apparatuur en meubilair

Apparatuur en meubilair, in gebruik bij het verrichten van beeldschermwerk, voldoen in ieder geval aan de volgende voorschriften:

    1. de tekens op het beeldscherm zijn voldoende scherp, duidelijk van vorm en voldoende groot, met voldoende afstand tussen de tekens en de regels;
    2. het beeld op het beeldscherm is stabiel;
    3. de luminantie van of het contrast tussen de tekens en de achtergrond is gemakkelijk door de gebruiker bij te stellen;
    4. het beeldscherm is vrij te plaatsen en gemakkelijk verstelbaar en kantelbaar;
    5. het beeldscherm is vrij van voor de gebruiker hinderlijke glans en spiegelingen;
    6. het toetsenbord kan hellend worden geplaatst en vormt geen geheel met het beeldscherm;
    7. er is voor het toetsenbord voldoende ruimte voor handen en armen van de gebruiker;
    8. het toetsenbord heeft een mat oppervlak;
      1. de indeling van het toetsenbord en de vorm van de toetsen zijn gericht op vergemakkelijking van het gebruik;
    9. de symbolen op de toetsen zijn voldoende contrastrijk en vanuit een normale werkhouding voldoende leesbaar;
    10. de werktafel of het werkvlak maakt een comfortabele houding van de gebruiker mogelijk en heeft een reflectiearm oppervlak, is voldoende groot en maakt een flexibele opstelling van beeldscherm, toetsenbord, documenten en accessoires mogelijk;
    11. een voor het werk noodzakelijke documenthouder is stabiel en regelbaar en zodanig geplaatst dat oncomfortabele hoofd- en oogbewegingen tot een minimum zijn beperkt;
    12. de werkstoel is stabiel, heeft een in hoogte verstelbare zitting en een rugleuning, waarvan de hoogte en hellingshoek verstelbaar zijn en geeft de gebruiker bewegingsvrijheid en een comfortabele werkhouding;
    13. indien de gebruiker dat wenst wordt een voetensteun aangebracht.