De uitgever in de CAO-UB
De cao is van toepassing op de 'werkgever' in de zin van de cao. De 'werkgever' is in artikel 1.4 sub d. van de cao omschreven als: 'de uitgever bij wie de werknemer in dienst is op basis van een arbeidsovereenkomst.'
Op welke uitgever is de cao van toepassing, zodra hij werknemers in dienst heeft?
Definitie
Volgens artikel 1.4 sub c. van de cao is de Uitgever:
"(1) de natuurlijke of rechtspersoon, (2) die zelfstandig opereert op de lezers- en advertentiemarkt, en (3) die als kernactiviteit (4) met verantwoordelijkheid voor de inhoud (5) informatieproducten (6) vervaardigt (7) waarvan de inhoud (8) redactioneel is bewerkt en/of verrijkt, (9) in alle mediumtype onafhankelijke verschijningsvormen, (10) uitsluitend met het doel om die inhoud van die uitgave openbaar te maken."
In deze definitie worden zowel eisen gesteld aan de persoon en activiteiten van de uitgever (1, 2, 3, 4, 6, 10) als aan de uitgave: het informatieproduct (5, 7, 8, 9). Voor de toepasselijkheid van de cao op de uitgever/werkgever dient aan alle eisen te zijn voldaan.
De in deze definitie onderscheiden elementen worden hierna apart toegelicht.
(1) De natuurlijke of rechtspersoon
Dat is de natuurlijke of rechtspersoon die als werkgever optreedt. Wie is de werkgever? Bij wie is de werknemer in dienst en op arbeidsovereenkomst werkzaam?
Dat kan een eenmanszaak zijn, een v.o.f., een werkmaatschappij onder een holding, een individuele BV onder de beheersmaatschappij etc.
(2) die zelfstandig opereert op de lezers- en advertentiemarkt
Het gaat om de zelfstandige exploitatie door de uitgever van de uitgave(n), de vrije commerciële bewegingsruimte van de uitgever op de lezers- en advertentiemarkt. Kernvraag is: wie zet het informatieproduct op de markt? Dat is de uitgever. Het gaat niet over de vraag naar de zelfstandigheid van de uitgever als ondernemer; evenmin is doorslaggevend of de uitgever ook het uiteindelijke financiële risico draagt.
Ook de wijze van verspreiding van het informatieproduct (de uitgave) is niet van belang. Zo vallen de exploitatie van bladen onder ‘controlled circulation’ gewoon onder deze omschrijving.
Buiten deze omschrijving vallen bijvoorbeeld:
- Persbureaus, want persbureaus richten zich niet rechtstreeks op de lezers- en advertentiemarkt
- Sponsored magazines, omdat hier sprake is van ‘produceren in opdracht’. Uitgevers van zuivere ‘sponsored magazines’ halen hun exploitatie juist niet zelfstandig uit de lezers- en/of advertentiemarkt.
- Activiteiten van de uitgever als media-ondernemer, zoals omroep, database-exploitatie (inclusief web-activiteiten gebaseerd data-ontsluiting), ICT, games, video en cd/dvd, omdat deze activiteiten zich evenmin richten op de lezers- en advertentiemarkt.
(3) en die als kernactiviteit
Een kernactiviteit betreft meer dan 50% van de omzet. Het gaat om de hoofdactiviteit. Er moet dus geen sprake zijn van uitgeven als nevenactiviteit. Het gaat hier dus niet om verenigingsbladen of bedrijfsbladen, waar de uitgave slechts onderdeel uitmaakte van een groter geheel aan verenigings- of bedrijfsactiviteiten.
(4) met verantwoordelijkheid voor de inhoud
De uitgever is de producent van de informatie en heeft daardoor een eigen eindverantwoordelijkheid voor die inhoud, ongeacht de wijze van totstandkoming van de informatie of de verkrijging ervan (creatie, verwerving en/of bewerking).
Buiten deze omschrijving vallen dus:
- drukkers en andere producenten van informatiedragers;
- tekstbureaus en sponsored magazines die in opdracht werken en waar de eindverantwoordelijkheid voor de inhoud bij de opdrachtgever ligt.
(5) informatieproducten
De markt verandert in hoog tempo en vele uitgaven verschijnen in multimediale en/of crossmediale vorm. Daardoor is het noodzakelijk geworden om niet alleen maar aan te knopen bij de bekende uitgaveformats 'boeken, tijdschriften en dagbladen en hun digitale varianten' zoals tot 2014 het geval was. Met het oog op de toekomst gaat de cao nu uit van de meer abstracte aanduiding ‘informatieproduct’. Dat omvat ook de oude formats boeken, tijdschriften, dagbladen en hun digitale varianten, maar het begrip is ruimer. Het betreft mediumtype onafhankelijke verschijningsvormen, zie hierna bij (9). Het informatieproduct dient overigens wel te voldoen aan de voorwaarden die hierna bij (8) zijn omschreven.
De aanknoping bij de bekende formats 'boeken, tijdschriften, dagbladen en hun digitale varianten' blijft dus overigens gewoon mogelijk. Ook de Standaardbedrijfsindeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek gaat nog steeds uit van de formats boeken, tijdschriften en dagbladen (zie o.m. bij “De ‘uitgever’ volgens SBI2008”).
(6) vervaardigt
Dat is: het informatieproduct doen realiseren.
Het vervaardigen van het informatieproduct door de uitgever omvat twee fasen:
1. content creëren: zelf (laten) maken (schrijven) of content verwerven en dan bewerken. Het creëren van de content door de uitgever geschiedt in de regel als volgt:
• De uitgever werkt met externe auteurs. Hij laat de content maken of hij verwerft de content, al of niet onder licentie, zoals bijvoorbeeld bij boeken en vaktijdschriften;
• De uitgever werkt met werknemers in dienstverband, zoals bij educatieve uitgaven
• De uitgever werkt met journalisten in dienstverband, hetgeen leidt tot journalistieke content, veelal voor nieuwsmedia. NB. Behoudens andersluidende afspraken geldt op grond van artikel 7 Auteurswet de uitgever als de maker van het journalistieke werk (behoudens het morele recht van de journalist: w.o. recht op naamsvermelding).
2. format bepalen van het informatieproduct: print en/of digitaal, multimediaal en/of crossmediaal.
(7) waarvan de inhoud
Dat is: de content die het product bevat; de informatie waaruit het product bestaat.
(8) redactioneel is bewerkt en/of verrijkt
Dat is: aan de betreffende inhoud/content/informatie is door de uitgever redactionele waarde toegevoegd door de content te bewerken en/of verrijken in tekst, beeld en opmaak om tot het eindproduct (uitgave) te komen.
Hoewel de verschillende stadia van de wording niet voor alle uitgaven even helder zijn te specificeren blijft het uitgangspunt dat de rol van de uitgever is 'het toevoegen van waarde aan de informatie/content door de (redactionele) bewerking en/of verrijking van die informatie, ongeacht de informatiedrager'. De rol van de uitgever is dus niet die van een doorgeefluik: de content van de uitgave is ‘door’ de uitgever nieuw gecreëerd of aan de door de uitgever verkregen content is door de uitgever redactionele waarde toegevoegd (bewerking/verrijking). De toegevoegde waarde door de uitgever, de verrijking van de informatie, is cruciaal.
Algemeen wordt aangenomen dat de toegevoegde waarde niet bestaat uit het enkele ontsluiten van informatie.
Buiten de definitie vallen daarom uitgevers van directories (database-exploitatie, inclusief web-activiteiten gebaseerd data-ontsluiting), zoals benoemd in SBI-code 58.11.02. Ontsluiten of aanbieden van pure 'user-generated content' (alleen maar inhoud, zonder verdere toegevoegde waarde in de vorm van enige redactionele bewerking) valt dus buiten de definitie.
Vanouds worden onder de formats boeken, kranten en tijdschriften evenmin verstaan uitgaven als prentbriefkaarten, agenda's, kalenders e.a. omdat hier geen sprake is van redactioneel verrijkte producten die zijn gericht zijn op de lezers- en advertentiemarkt.
(9) in alle mediumtype onafhankelijke verschijningsvormen
Door de uitgever wordt de content (kopij) klaargemaakt voor het uiteindelijke doel: publicatie in print en/of digitaal. Uitgaven zijn niet langer beperkt tot vaste formats, zoals boeken, tijdschriften of dagbladen. De informatie kan in uiteenlopende formats (uiteenlopende informatiedragers en/of -kanalen) op de markt worden gezet, ook 100% digitaal.
(10) uitsluitend met het doel om die inhoud van die uitgave openbaar te maken.
Dat is: om onderscheid te maken met de drukker of andere producenten van informatiedragers: de uitgever is geen leverancier van informatiedragers, maar vermarkt de geproduceerde informatie.