Aan- en verkoop van verlof uit het PKB, in dagen en uren, en fiscaal
Opbouw van het PKB: dagen uitgedrukt in geld
Artikel 6.2 geeft aan dat bepaalde verlofrechten als tegenwaarde in geld worden toegekend in het PKB. In de cao is de waarde per dag - gemakshalve - gesteld op 0,4% van het bruto salaris. Die 0,4% is als volgt berekend: 100% bruto jaarsalaris gedeeld door 250 werkdagen (inclusief doorbetaald verlof) per jaar levert per werk/verlofdag een waarde op van 0,4% van het bruto jaarsalaris.
Deze waarde van 0,4% is feitelijk niet helemaal correct. In jaren met 251 werkdagen of zelfs 252 werkdagen zou de waarde moeten zijn: 0,3984% resp. 0,3868% van het bruto jaarsalaris. Maar omdat dergelijke percentages, die per jaar kunnen verschillen, in de praktijk lastig werkbaar zijn, hebben cao-partijen afgesproken om bij de toekenning van verlofrechten in de cao, uitgedrukt in geld in het PKB, ongeacht het aantal werkdagen per jaar 0,4% als vaste tegenwaarde per dag te benoemen.
Aankoop en terugverkoop van verlof uit het PKB tegen dezelfde waarde
Zodra in roosters wordt gewerkt, kan de duur van een werkdag in tijd variëren (zie de Toelichting: Vakantie, verlof, extra vrije tijd: rekenen in dagen en uren). Het verdient daarom altijd de voorkeur om verlof te administreren in uren. Dat geldt ook voor verlof dat wordt aangekocht uit het PKB. Zodra verlof per uur wordt aangekocht uit het PKB, dient ook per uur te worden afgerekend.
De rekengrondslag voor een uur verlof is het bruto uurloon. Dat levert - uiteindelijk - een heel klein voordeel op omdat de verlofdag tegen een vaste waarde van 0,4% is toegekend, maar bij aankoop tegen de feitelijke waarde wordt afgerekend (nl. het bruto uurloon, hetgeen gemiddeld genomen een iets lager percentage voor de waarde van een dag oplevert).
In artikel 5.4 lid 4 van de cao is bepaald dat de extra uren die uit het PKB zijn aangekocht in dat zelfde jaar moeten zijn genoten. Soms blijkt dat achteraf niet altijd mogelijk te zijn geweest. Daarom bepaalt de cao dat de uit het PKB aangekochte, maar in dat vakantiejaar niet opgenomen extra verlofuren worden terugverkocht, waarna het saldo alsnog via het PKB wordt uitgekeerd.
Omdat er inmiddels sprake kan zijn van 'koersverschillen' in waarde (bijvoorbeeld: door loonsverhoging gedurende het jaar is het uurloon gestegen, waardoor verlofuren die zijn aangekocht voor de loonsverhoging een lagere waarde hebben dan verlofuren na de loonsverhoging, waardoor bij verkoop 'koerswinst' zou kunnen worden gemaakt) is tevens afgesproken dat de terugverkoop van niet-opgemaakte verlofuren altijd geschiedt tegen dezelfde waarde als waartegen deze verlofuren uit het PKB zijn aangekocht.
Fiscaal
Wanneer het maandelijks het spaarsaldo of een lager bedrag wordt uitbetaald, wordt deze uitbetaling belast tegen de zgn. tijdvaktabel (zeg maar: het normale tarief). Zodra in een maand een groter bedrag wordt uitbetaald, geldt het bijzondere tarief.
Ogenschijnlijk lijkt het daarmee voordelig om het spaarsaldo maandelijks te laten uitkeren, maar dat hoeft helemaal niet het geval te zijn. Op de jaaropgave die aan de werknemer wordt verstrekt, wordt maar één bedrag vermeld dat door de werkgever aan de werknemer is uitbetaald. Dat bedrag geldt fiscaal gezien als loon. Dat dit ene bedrag is samengesteld uit 'uitbetaald salaris' plus 'uitkering van het saldo van het PKB' maakt voor de fiscus niet uit. Wanneer uit de jaaropgave blijkt dat de gepleegde inhoudingen niet in overeenstemming zijn met het uitbetaalde fiscale loon, vindt bij de vaststelling van de verschuldigde inkomstenbelasting over dat jaar automatisch een correctie plaats op de voorheffing.