Artikel 1.4 Begripsbepalingen
In deze cao wordt verstaan onder:
CAO-BEPALINGEN
Basisbepalingen
a. Basisbepalingen: de bepalingen in deze cao die gelden voor alle werknemers in de zin van de cao.
Functiegroepbepalingen
b. Functiegroepbepalingen: de bepalingen in deze cao die uitsluitend gelden voor werknemers in de zin van de cao, van wie de functie is ingedeeld in de functiegroep waarop de betreffende bepalingen betrekking hebben.
WERKGEVER / WERKNEMER E.A.
Uitgever
c. Uitgever: de natuurlijke of rechtspersoon, die zelfstandig opereert op een lezers- en advertentiemarkt, en die als kernactiviteit met verantwoordelijkheid voor de inhoud informatieproducten vervaardigt, waarvan de inhoud redactioneel is bewerkt en/of verrijkt, in alle mediumtype onafhankelijke verschijningsvormen, uitsluitend met het doel om die inhoud van dat product openbaar te maken.
Daarnaast is uitgever: de onderneming die in een groep verbonden is met een uitgever (als hiervoor omschreven) van dagbladen, en die voor meer dan 60% van haar productie haar eigen dagbladen drukt (dagbladuitgeverijbedrijf).
Toelichting op artikel 1.4 sub c: In 2021 hebben de partijen bij de cao Grafimedia en de partijen bij de cao voor het Uitgeverijbedrijf in onderling overleg de werkingssfeerbepalingen van deze cao’s op elkaar afgestemd. In dit kader wordt verwezen naar het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 25 augustus 2021 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst Grafimedia, Stcrt. 2021, nr. 36978 (in het bijzonder art. 1.5.10, lid b) en het Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 november 2021 tot algemeenverbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor het Uitgeverijbedrijf, Stcrt. 2021, nr. 44782 (in het bijzonder art. 2.1, lid 1). Nadien is namens het ministerie aangegeven dat werkingssfeerbepalingen bij voorkeur niet naar individuele ondernemingen verwijzen. In dit kader is nu art. 1.4, lid c (en art. 2.1 lid 1), cao UB aangepast (en ook art. 1.5.10 van de cao GM). Cao-partijen wensen en/of bedoelen met de nieuwe tekst geen uitbreiding en/of beperking van de ondernemingen zoals vastgelegd in voornoemd besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 16 november 2021 (in het bijzonder art. 2.1, lid 1).
Voor de beoordeling of de activiteiten van een onderneming vallen onder die van een ‘uitgever in de zin van de cao’’, zoals hierboven bedoeld, kan ook worden aangeknoopt bij de internationale Standaard Bedrijfsindeling, die door CBS en de KvK worden gehanteerd.
Uitgever zijn in elk geval ondernemingen die op grond van de SBI 2008 zijn ingedeeld in de categorieën met de volgende codes:
58.11 Uitgeverijen van boeken
58.13 Uitgeverijen van kranten
58.14 Uitgeverijen van tijdschriften
Of de uitgevers die onder deze SBI-codes zijn geclassificeerd ook daadwerkelijk uitgever zijn ‘in de zin van de cao’ hangt af van het feit of de activiteiten van de uitgever voldoen aan de omschrijving in de cao.
Of de uitgever in de zin van de cao ook ‘werkgever’ is in de zin van de cao hangt af van het feit of er personeel in dienst is. Wie als uitgever aan de definitie voldoet maar geen werknemers in dienst heeft, is weliswaar uitgever in de zin van de cao, maar geen ‘werkgever in de zin van de cao’.
Werkgever
d. Werkgever: de uitgever als bedoeld in lid c. bij wie de werknemer in dienst is op basis van een arbeidsovereenkomst.
Werknemer (m/v)
e. : de persoon in dienst van de werkgever op basis van een arbeidsovereenkomst, onverminderd het bepaalde in artikel 2.1 van de cao.
f. Gereserveerd voor Deel II Journalistiek.
g. Gereserveerd voor Deel II Journalistiek
h. Gereserveerd voor Deel II Journalistiek
VORMEN VAN OVERLEG
Overleg met de vakorganisatie
i. Overleg met de vakorganisatie(s): overleg tussen werkgever en één of meerdere vakorganisaties betrokken bij deze cao, dat plaatsvindt overeenkomstig de afspraken gemaakt in deze cao en eventuele interne aanvullende afspraken ten behoeve van de onderneming.
Decentraal overleg
j. Decentraal overleg:
- overleg tussen de werkgever en het op basis van de Wet op de ondernemingsraden ingestelde medezeggenschapsorgaan in de onderneming, dat plaatsvindt overeenkomstig de afspraken gemaakt in deze cao en eventuele interne aanvullende afspraken ten behoeve van de onderneming.
Voor alle in het kader van de cao decentraal gemaakte afspraken geldt dat er in principe sprake moet zijn van een begin- en een einddatum, onverminderd de mogelijkheid dat decentraal gemaakte afspraken zijn aangegaan voor onbepaalde tijd. De einddatum van de decentrale afspraken behoeft niet noodzakelijk gelijk te zijn aan de einddatum van de cao. Bij expiratie van de einddatum van de decentrale regeling en/of van de cao worden de decentraal gemaakte afspraken in beginsel gecontinueerd totdat sprake is van wijziging van de betreffende bepaling of regeling in de cao (zie ook artikel 1.5 lid 2).
- overleg tussen de uitgever en de op basis van Deel II Journalistiek dan wel het redactiestatuut ingestelde medezeggenschapsorganen Redactieraad, Redactiecommissie of Redactievertegenwoordiging van de uitgave(n).
Individueel overleg
k. Individueel overleg: overleg tussen werkgever en de individuele werknemer dat plaatsvindt overeenkomstig de afspraken gemaakt in deze cao en eventuele aanvullende afspraken binnen de onderneming.
ARBEIDSDUUR
Normale arbeidsduur
l. Normale arbeidsduur: voor werknemers met een voltijd dienstverband bedraagt de normale arbeidsduur gemiddeld 36 uur per week (1872 uur per jaar).
NB. Zie voor de Normale arbeidsduur van journalisten: artikel 1.4 sub l in Deel II Journalistiek
Individuele arbeidsduur
m. Individuele arbeidsduur: het gemiddeld aantal uren per week dat met de individuele werknemer in diens arbeidsovereenkomst is overeengekomen.
Werkgever en werknemer kunnen een individuele arbeidsduur afspreken die afwijkt van de normale arbeidsduur.
Een individuele arbeidsduur die langer is dan de normale arbeidsduur mag, in voorkomende gevallen en met wederzijds goedvinden, worden afgesproken tot en met maximaal gemiddeld 40 uur per week.
Plaats- en tijdonafhankelijk werken
n. Plaats- en tijdonafhankelijk werken: een op vrijwillige basis tussen werkgever en werknemer overeengekomen invulling van de arbeidsovereenkomst, waarbij de overeengekomen werkzaamheden door de werknemer geheel of gedeeltelijk plaats- en/of tijdonafhankelijk worden uitgevoerd (artikel 5.2 van de cao).
Overuren voor werknemers met een voltijd dienstverband
o. Overuren voor werknemers met een voltijd dienstverband: de extra uren waarin in opdracht van werkgever arbeid wordt verricht waarmee een tijdvak van negen uur per dag wordt overschreden (artikel 5.1 lid 6).
Voor werknemers met een individuele arbeidsduur die langer is dan de normale arbeidsduur geldt als referentie voor de overschrijding: de individuele arbeidsduur.
In overleg met de bij de cao betrokken vakorganisaties, tenzij met de betrokken vakorganisaties wordt afgesproken dat de bespreking wordt overgelaten aan de medezeggenschap, kan voor de vaststelling van de overschrijding een andere referteperiode worden overeengekomen.
Overuren voor werknemers met een deeltijd dienstverband
p. Overuren voor werknemers met een deeltijd dienstverband: de extra uren waarin in opdracht van werkgever arbeid wordt verricht na overschrijding van een werkdag van negen uur of na overschrijding van de normale arbeidsduur (artikel 5.1 lid 6).
In overleg met de bij de cao betrokken vakorganisaties, tenzij met de betrokken vakorganisaties wordt afgesproken dat de bespreking wordt overgelaten aan de medezeggenschap, kan voor de vaststelling van de overschrijding een andere referteperiode worden overeengekomen.
Meeruren
q. Meeruren: de extra uren waarin door werknemers met een deeltijd dienstverband in opdracht van werkgever arbeid wordt verricht boven de met hen overeen gekomen individuele arbeidsduur tot aan de normale arbeidsduur.
Roostervrije tijd
r. Roostervrije tijd: instrument om bij de inzet van werkroosters per vooraf overeengekomen periode de individuele arbeidsduur te kunnen handhaven. In geval van werken in roosters met wisselende werktijden wordt door het vooraf inplannen van roostervrije tijd voorkomen dat per overeengekomen periode de individuele arbeidsduur wordt overschreden. Als gevolg van de toepassing van roostervrije tijd werkt de werknemer precies zoveel uren als m.b.t. zijn individuele arbeidsduur is overeengekomen.
SALARIËRING
Schaalsalaris; salarisschalen
s. Schaalsalaris: het bruto bedrag per maand conform de salarisschalen in deze cao.
Het schaalsalaris is de basis voor eventuele toeslagen als bedoeld in deze cao.
Met uitzondering van de schaalsalarissen voor de functiegroep Dagbladjournalisten en voor de functiegroep Huis-aan- huisbladjournalisten zijn alle schaalsalarissen gebaseerd op een normale arbeidsduur van gemiddeld 36 uur per week bij een voltijd dienstverband. De schaalsalarissen voor de functiegroepen Dagbladjournalisten en Huis-aan-huisbladjournalisten zijn gebaseerd op een normale arbeidsduur van gemiddeld 152 uur per vier weken bij een voltijd dienstverband (artikel 1.4 sub l.).
Een op grond van artikel 1.4 sub m van de cao overeengekomen individuele arbeidsduur die langer is dan de normale arbeidsduur leidt tot een pro rata verhoging van het schaalsalaris.
Een op grond van artikel 1.4 sub m jo. artikel 3.2 lid 2 van de cao overeengekomen individuele arbeidsduur die korter is dan de normale arbeidsduur leidt tot een pro rata verlaging van het schaalsalaris.
Vaste toeslagen
t. Vaste toeslag: in deze cao worden als vaste toeslag beschouwd: werktijdentoeslag (artikel 4.8 lid 1), individuele toeslag (artikel 4.6 lid 3) en inconveniëntietoeslag (artikel 13.7).
Onder vaste toeslag worden in deze cao niet begrepen: vakantietoeslag (artikel 4.11) en overwerkvergoeding (artikel 4.9 en 4.10).
De vaste toeslag wordt gebaseerd op het schaalsalaris. Zodra de situatie waarop het recht op de vaste toeslag is gebaseerd eindigt, geldt het schaalsalaris.
Op ondernemingsniveau kunnen andere loonbestanddelen worden aangemerkt als vaste toeslag (‘Bedrijfseigen toeslagen’).
Salaris; jaarsalaris
u. Salaris: de op basis van het schaalsalaris en eventuele vaste toeslagen en de overeengekomen individuele arbeidsduur vast overeengekomen bruto beloning per maand.
Het salaris is de basis voor de vakantietoeslag en voor het persoonlijk keuzebudget.
Jaarsalaris: het jaarsalaris is 12 maal het salaris.
Uurloon
v. Uurloon: het uurloon is gelijk aan 12 x het salaris, gedeeld door 52 x de individuele arbeidsduur.
PERSOONLIJK KEUZEBUDGET (PKB)
Persoonlijk keuzebudget
w. Persoonlijk keuzebudget: een jaarlijks bruto bedrag dat de individuele werknemer in de periode januari - december maandelijks in 12 gelijke termijnen opbouwt dat de werknemer in staat stelt zijn arbeidsvoorwaarden op maat in te richten en af te stemmen op de eigen persoonlijke situatie.
WAARDERING VAN VERLOFDAGEN EN -UREN
Verlof-/vakantiedag
x. Verlof-/vakantiedag:
- Bij opbouw: bij de opbouw (vaststelling) van de vakantierechten bedraagt de waarde van één verlof-/vakantiedag uitgedrukt in uren: de individuele arbeidsduur gedeeld door vijf.
- Bij opname: bij opname van verlof/vakantie worden zoveel uren afgeschreven als anders op die dag, zonder opname van verlof, zou zijn gewerkt (artikel 5.8 lid 2). Verlof wordt altijd afgeschreven in uren.
Ruilwaarde verlofuur
y. Ruilwaarde verlofuur: de waarde van een verlofuur is gelijk aan het uurloon.